Literatuur - Boeken - De Oude Prof en de Zee

Tweespraak over Zin en Zijn.  (LANNOO)
 
  • Het boek is een gedachten- en woordenstroom,  zonder hoofdstukken, deels roman, deels essay, deels dialoog.
  • Het telt drie hoofdrolspelers, waarvan twee personen de oude prof en de studente en een wonderbaarlijk ding: de zee
  • De oude prof heeft noch familie- noch voornaam. Hij blijft incognito.
  • Het boek bestaat uit drie lagen in verschillende lettertypen gebracht: het romangedeelte; het essayistisch gedeelte met hoofdstukken uit het proefschrift van de studente en het e-mail-gedeelte met hun wederzijdse elektronische briefwisseling
  • Het boek bevat een kantelmoment dat al wat voorafgaat in een totaal nieuw daglicht plaatst
  • De auteur heeft de vrijheid van mening van de personages strikt geërbiedigd. Voor hun opinies en stellingen draagt hij geen enkele verantwoordelijkheid
  • Elke gelijkenis met nog in leven zijnde personen is louter toevallig, hoe onwaarschijnlijk dit ook moge lijken
  • De volledige lectuur van het boek vergt enige inspanning. Eigenlijk gaat het over mensbeeld, wereldbeeld en godsbeeld.  Sommige passages kunnen echter ook al bruinend op het strand worden gelezen.

9789020962918
Leesaanwijzing
Dit is een ongewoon boek. Het is een boek zonder inhoudstafel, zonder hoofdstukken en met een hoofdpersoon zonder naam. Het werd gecomponeerd als een partituur en in verschillende, soms dissonante toonaarden, voor een trio met drie uitvoerders: de zee, de absolute zee van zijn en worden; een emeritus professor in de fysica, die incognito wenst te blijven en een jonge vrouw, ontoelaatbaar mooi, die een doctoraal proefschrift maakt over kosmologie en theologie. Het boek heeft de vorm van een tweespraak tussen de prof en de doctoranda, maar het is veel meer dan een dialoog. Het is een gedachtestroom, geschreven op het ritme van de zee, gekenmerkt door de ebbe en de vloed van weten en denken, aangetrokken door de monding van hopen en geloven. De themas volgen elkaar op in een volgehouden bespreking van existentile zinsvragen, die blijken zijnsvragen te zijn. De professor staat symbool voor de wijsheid en de zijnsverwondering. Als fysicus bestudeert hij de dualiteit van de materie, die golf en deeltje is. Maar een vergelijkbare dualiteit voltrekt zich aan hem, want hij is een nuchtere wetenschapper en tevens een teder gevoelsmens. De studente belichaamt de intelligentie en de schoonheid in haar veelzijdigheid en vergankelijkheid. Voor de prof weerspiegelt ze ook, zoals de zee, onbereikbaarheid en onaanraakbaarheid. Hij wordt door haar subtiele inzichten gefascineerd, die evolueren naar een kantelmoment binnen haar eigen overtuiging. De jonge doctoranda van haar kant voelt zich aangetrokken door de professor die zich bekeert van de kernfysica tot de kernmetafysica en die het raadselachtige ontdekt achter de zichtbare buiten- en binnenkant der dingen. Beiden, de prof, die geen naam draagt ondanks zijn zeer persoonlijk engagement, en de studente, wier stevige overtuiging haar toelaat tolerant te zijn, bevinden zich opgenomen, zonder dit te beseffen, in een geestelijke deeltjesversneller. Die zal  hun kernvisie op mensen en dingen, op de zwaartekracht van het bestaan en de genade van het leven, zowel tot mentale splitsing als versmelting leiden. Een verrassend keerpunt echter scheurt de werkelijkheid stuk.
Het boek bestaat uit dialogen, soms ironisch en sarcastisch, vaak diepgravend en emotioneel. Het gaat in wezen om meta-dialogen, die de haalbaarheid van elke tweespraak overtreffen en waarbij bij wijlen stamelend of omslachtig, niet zelden benaderend en falend, gepoogd wordt het onzegbare te verwoorden. De deskundigheid van de gedachtewisseling wordt ondersteund door de werkstukken, studienotas en papers die de prof en zijn studente uitwisselen, terwijl zij hun gevoelens en potische ontboezemingen uitstorten via de prozasche personal computer en wederijds verzonden elektronische briefwisseling. De professor heeft daarenboven een heel bijzondere relatie met de zee. Hij lijdt aan thalassofilie, een zeeziekte van psychische aard, wat ook tot uiting komt in zijn dithirambisch woordgebruik, zodra hij het over de zee heeft.         
Het lot van een professor emeritus, de speurtocht van een onderzoek(st)er, de politiek, de spanning tussen geloof en wetenschap, de maatschappelijke functie van religie, de relatie tussen monothesme en vooruitgang, de rol en historische betekenis van het christendom komen ter sprake. Een zijsprong wordt gemaakt naar de betekenis van de islam en de ontsporingen van fundmentalisme en terrorisme. Het hoofdthema wordt de analyse van het gewijzigde wereldbeeld onder de invloed van de moderne kosmologie, de kwantumfysica, de biogenetica, de ontwikkeling van artificile intelligentie, de maatschappelijke evolutie en de gewijzigde waardenschalen. De triade mensbeeld, weredlbeeld, godsbeeld lijkt grondig omgewoeld, zoniet verstoord of verbrijzeld. Er is onttovering van het wereldbeeld, onttroning van het godsbeeld, ontluistering van het mensbeeld. Wellicht zijn er onoverschrijdbare grenzen aan de menselijke kennis, die voor gevolg hebben dat de waarheid nooit helemal grijpbaar, maar enkel aanbiddelijk is. Het antropisch beginsel zou er kunnen op wijzen dat het heelal is ontstaan met de bedoeling de mens, als zelfbewust en nadenkend wezen voort te brengen. Dit is een weifelende vingerwijzing zoals op de wandschildering van Michelangelo in de Sixtijnse kapel in de richting van een scheppende God, auteur van een intelligent wereldontwerp. Maar als de membrane-theorie juist is en er een veelal bestaat met talloze heelallen, dan speelt de wet van de grote getallen in een zijnswerkelijkheid die alles mogelijk maakt. Dan wordt uiterste toeval onvermijdelijke noodzaak, inclusief zoiets wonderbaarlijks als het ontstaan van menselijk leven en het bestaan van zelfbewuste mensen die in staat zijn zich vragen te stellen over hun waarvandaan, hun waarheen, hun waarom. Niet alleen de wetenschap maar ook de filosofie heeft grote problemen met de gedachte van een goddelijke oppermachtige causaliteit van de werkelijkheid, des te meer omdat schepping uit het niets nonsensicaal lijkt te zijn. Er is geen unieke schepping; er zijn wel contnue veranderingen binnnen het zijn, leert de wetenschap en leren de professor en de studente aan elkaar. Het bestaan van een oneindig goede maar ook almachtige God botst bovendien frontaal op het probleem van lijden en kwaad in de wereld. Deze smartelijke paradox is door de kerkelijke leer nooit echt afdoend ter discussie gesteld, tenzij met de mededeling dat een goed christen bereid moet zijn een groot mysterie te aanvaarden. De wetenschap verklaart de werkelijkheid. Het geloof en de godsdienst kunnen zin aan deze werkelijkheid via de waarden die zij uitdragen. Toch kunnen wetenschap en geloofshoop elkander de hand reiken in het formuleren van een finalistisch godsconcept dat goedheid, rechtvaardigheid en schoonheid erg gelijkend op de Platonicijnse drie-eenheid --  verheft tot de onnatuurlijke en daardoor bovennatuurlijke aspecten van de zijnswerkelijkheid. Deze goddelijke deugden zijn, maar ze bestaan slechts in de mate dat ze belichaamd worden door goede mensen, waarvan Jezus Christus een extreem voorbeeld is. Het goede-godsconcept wordt daarbij los gekoppeld van elk oorzakelijk machtsdenken. Echte schepping is schepping van een waarde waardoor de menswording uiteindelijk uitmondt in de godwording van het punt omega. Enkel Christus kan de Kerk redden. Want godsdienst is ook en vooral mensdienst. Beide protagonisten, de professor en de studente, die aanvankelijk elkander aanvaren, convergeren uiteindelijk in hun opvattingen. Hun tweespraak wordt samenspraak.
In het boek verklaart de professor zich voorstander van een transmanente evolutie, tegelijk transcendent en immanent, dit is een goddelijk aangetrokken evolutie die een driespan  vormt: de vitalisatie van de anorganische stof (het ontstaan van de eerste levende cel), de hominisatie van het dierlijke leven (het ontstaan van de mens) en de divinisatie van de mens. De laatste fase is de ultieme roeping van het menszijn, de synthese van een dialectisch proces van menswording van het goddelijke (in Jezus) en van godwording van de mens (door zijn ultieme opstanding en de overwinning op de dood). Dit is de blijde boodchap, die de mens onttrekt aan het dilemma tussen optimisme en pessimisme en van hem een meliorist maakt, iemand die gelooft in en hoopt op existentile, metafysische verbeterbaarheid.     
De professor en de doctorerende studente omhelzen aan het einde van het boek een gemeenschappelijke geloofshoop, die hen aan de keerzijde van alle weten en denken, uitzicht zal bieden op een land van zijnsvervulling.
Maar het leven, verrassend genoeg,  gaat voort, de volgende dag.
 
P.S. Dit boek is een stroom. Het stroomt als een rivier met bijrivieren via thematische  meanders naar de monding van kennen en weten die overvloeit in de delta van geloven en hopen en die zich stort in de zee omega. Daar wacht een oceaan, verlokkend en aantrekkend, en wenkend naar een continent van onverklaarde klaarte. Maar wie niet kan zwemmen, schuift dit boek best terzijde.
Het boek is een met opzet gedistilleerde mengvorm van allerlei literaire stijlen en genres: dialogerend, vaak ironisch, soms sarcastisch, diep gravend en verwarrend; essayistisch en didactisch-documentair over het wereldbeeld; specialistisch natuurkundig, godsdienst-wetenschappelijk, exegetisch, biologisch, kosmologisch, psychologisch, historisch, filosofisch; maar ook belijdend, bevragend, beredenerend, bezwerend, meer vraagtekens zaaiend dan uitroeptekens plantend; orthodox, oecumenisch, mystiek, kerkkritisch, godinterpellerend, betwistbaar, ketters; potisch en romantisch, hartstochtelijk onderkoeld en heftige gevoelens onderdrukkend of symbolisch belevend en metaforisch; barok, hyperbolisch, niet schuw van adjectieven en verbale inflatie en zakelijk, puntig, omzwachteld, elektronisch epistolair, computer gestuurd en ontboezemend, tragikomisch en pathetisch, vol golfslagen van verlangens die niet altijd stranden aandoen. Het boek is te beschouwen als een fictief meta-verhaal vol meta-dialogen, die boren naar de werkelijkheid achter de zichtbaarheid der dingen. Zoals de zee is het niet vanuit n haven te bevaren en in n ruk te bereizen. Lectuurschipbreuk is niet uit te sluiten en verwensingen geuit aan de auteur, van op een eenzaam ronddobberend geestelijk vlot, zijn waarschijnlijk. Maar veel gelezen en weinig geprezen is nu eenmaal te verkiezen boven het omgekeerde.
De gekozen lettertypen en de bladspiegelschikking zijn niet lukraak. Voor de dialogen werd een gewone courante letter geselecteerd; de e-mail-brieven zijn allen in een lijst weergegeven omwille van de intimiteit van de boodschappen, terwijl de didactisch-informatieve delen in een iets kleinere, meer collegenota-achtige letter werden gebracht.
 Elke gelijkenis met in leven zijnde personen en hun meningen en opvattingen is louter toevallig. De auteur heeft geen enkele verantwoordelijkheid wat betreft de standpunten en stellingen door de hoofdpersonages in het boek geventileerd. Na zijn dood zal dit boek evenwel beschouwd worden als zijn geestelijk testament, zonder naar zijn wilsbeschikking te hebben gevraagd.