Literatuur - Poëzie - Mijn Hond

Wat je niet hebt, moet je soms scheppen in je verbeelding. Gemis is vaak gewin. Ik heb geen hond.  Mijn vrouw is er allergisch aan. Zij beschikt in deze aangelegenheid over een vetorecht. Het vetorecht van een grote mogendheid, dat ik haar ooit in een onbewaakt moment, ter gelegenheid van een verjaardag van de oprichting van de Verenigde Naties, veertig jaren geleden heb toegekend. In onze familiale veiligheidsraad stuitten al mijn resoluties om een vierpotige hond aan te schaffen, op een resoluut veto. Ik poogde herhaaldelijk met een labrador, een engelse terriër, een Duitse schaapherder, een Deense hazewind, een Franse keffer, een Argentijnse bulldog, een Schotse ridgeback, een Amerikaanse staffordshire, een fila brasiliero, een akita inu, een rottweiler, een pitbull, een Leuvense schoothond, een Brusselse schroothond, een stratton….Niets mocht baten. Al mijn voorstellen werden verworpen. Bij wijze van troost kreeg ik wel twee stenen honden die thans onbeweeglijk kwispelstaarten voor onze voordeur.  Mij restte mij enkel aan te kloppen bij mijn fantasie en een gedicht op te dragen aan de hond, die ik niet heb.

 
 
Mijn hond
 
Mijn hond, die hond van mij
die halve mens,
die mij tot anderhalve maakt,
is beter dan mijn beste vriend.
Mijn hondse kameraad
is een veel ouder dier
dan de gebleekte sapiens die ik ben.
Zijn pels ruikt ruig en roestig
naar de tijd van toen, de oertijd
en zijn voorhistorisch wolfs bestaan.
Hij draagt nog steeds een muil
die ik sedert millennia heb afgelegd.
Hij heeft een kwispelende staart
die mij al lang geen zorg meer baart.
Zijn bruine blik boort
schrander in mijn ogen
en als ik luister naar zijn hijgen,
versta ik ieder van zijn woorden.
Mijn hond is steeds onmenselijk trouw
in liefde en genegenheid tot in de dood.
Begrijpen doet hij mij,
een half woord volstaat.
Hij is die enige unieke enkeling,
die mij bewondert en waardeert,
ook tegen heug en meug,
en vaak volledig onterecht,
en mij ontzettend fel bemint,
zoals ikzelf ook steeds mijzelf heb lief gehad.
Zo zijn we nu met tweeën om mijzelf
hartstochtelijk lief te hebben,
te koesteren en te beminnen.
 
Mijn hond zal waken op mijn graf
en kreunen, janken, blaffen,
huilen in de wind,
en razen, razen, razen
tegen het sterven van het licht.
En wie verstrooid voorbij zal komen
bij het vallen van de nacht,
zal denken dat ik het weer eens ben
die nog een toespraak houd,
vooraleer de winden liggen gaan.