Mark Eyskens - Inleiding

Mark Eyskens is een geboren en getogen Leuvenaar. Zijn moeder schonk hem het levenslicht in een kleine woning, gelegen aan de Geldenaakse vest. Een plek, die vandaag davert van het voorbij razend verkeer maar in 1933 idyllisch rustig was. Vader Gaston Eyskens was toen een jonge hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Toen Mark er een broer bij kreeg - Erik- verhuisden de Eyskens naar het Ladeuzeplein, dat toen nog de 'Volksplaats' heette. Later kwamen er nog een zusje en een broertje bij maar die stierven zeer jong. Het is op het huidige Ladeuzeplein - de 'Carlissen' voor de echte leuvenaars - dat Mark en zijn broer, nog zeer jong, kennis maakten met de geneugten van de kermis, de paardjesmolen en later de 'botsauto's'. Het was een school in avontuurlijk autosturen en in mensenkennis. Op 10 mei 1940 maakte de familie Eyskens er de eerste uren van de tweede wereldoorlog mee met o.a. de aanval van de gierende Duitse Stuka's op de Tiense Poort. Terwijl vader Eyskens naar het parlement toog en tijdens de eerste dagen van de oorlog talrijke politieke vergaderingen bijwoonde, trokken moeder en kinderen Eyskens naar de Belgische kust, in de veronderstelling dat de inval van de Duitsers, zoals in 1914 wel ergens in West-Vlaanderen zou gestopt worden door het Belgisch en de geallieerde legers. Het pakte anders uit. Vader Eyskens, die geen auto bezat, kocht een occasie-wagen - een Ford model T - en de hele familie ging op de vlucht naar Frankrijk. Gaston Eyskens nam er deel aan de vergaderingen van het parlement in Bordeaux en Limoges. Het gezin keerde naar Leuven terug toen vernomen werd dat de katholieke Universiteit opnieuw haar activiteiten kon hervatten.

Tijdens de oorlog gingen de gebroeders Eyskens naar het Sint-Pieterscollege aan de Dijle, waar ze heerlijke jaren doorbrachten in een strenge onderwijsinstelling met toegewijde leraren. Daar vernam Mark Eyskens op een mooie dag van de leraar dat een zekere Darwin had verkondigd dat ‘de mens van de aap afstamt’. Deze wetenschappelijke stelling ondermijnde het bijbelse geloof van de jonge Eyskens. Tijdens het avondmaal zei Mark tot zijn vader: ‘weet je dat de meester beweert dat we van de aap afstammen’. ‘Jij wellicht; maar ik in geen geval’, zei vader Eyskens gevat en met grote tegenwoordigheid van geest. Het laatste jaar van de oorlog werd gekenmerkt door de bombardementen op Leuven, die de familie Eyskens in de kelder doormaakte, schuilend onder een met tegels bedekte keukentafel. Na de bevrijding studeerde Mark Eyskens in de Grieks-Latijnse humaniora van het Sint-Pieterscollege, was eerste van de klas en verwierf de 'gouden medaille' van primus perpetuus. In die tijd werd er niet gereisd. De verste tocht was een voettocht met vrienden naar de Zoete waters, met als beloning een grote wafel.
Aan de KULeuven studeerde Eyskens Rechten en Filosofie en behaalde hij de diploma's van Doctor in de Rechten en Baccalaureus in de Wijsbegeerte met de grootste onderscheiding. Tevens vatte hij de licentie Economische wetenschappen aan, die hij beëindigde eveneens met grootste onderscheiding. Eyskens was actief in de studentenbeweging als voorzitter van het Vlaams rechtsgenootschap en als redacteur van het studentenblad 'Ons Leven', waarin hij kortverhalen en gedichten publiceerde. In 1953 won hij het interuniversitair welsprekendheidstornooi en maakte hij een studentenreis naar Berlijn, nog voor de bouw van de muur.
Als fellow van de Belgian American Educational Foundation vertrok Eyskens - nog met de boot - naar de Verenigde Staten van Amerika. Aan de Columbia Universiteit te New York studeerde hij verder Economie, waar hij de graad behaalde van Master of Arts in Economics. Vervolgens maakte hij met drie vrienden (Roger Blanpain, de latere prof, Fernand Herman, de latere minister en Euro-parlementair en Fernand Nédée, die voorzitter werd van de Paribas) een grote reistocht door de Verenigde Staten, Canada en Mexico. Het viermanschap slaagde erin de aangekochte tweedehandswagen duurder te verkopen na de reis dan er voordien voor was betaald.
Bij zijn terugkeer in België deed Eyskens zijn militaire dienst, die toen nog 18 maanden duurde. Eyskens zou de beste herinnering bewaren aan zijn verblijf in het leger, ook al had hij problemen met het correct schouderen van het geweer. Hij waardeerde ten zeerste de toewijding en deskundigheid van vele militairen. Hij eindigde als luitenant en zou het, na een bijkomend kamp, brengen tot eerste luitenant ('four stars', twee op elke kraag). Nadien begon Eyskens aan zijn doctoraat in de Economische wetenschappen en werd hij aspirant navorser van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. In 1961 werd hij assistent, belast met een college economie. Hij doctoreerde een jaar later met een thesis over 'De rationalisatie van het gedrag van de consument', dat een paar jaren later bekroond werd met de J.M. Huyghe-prijs voor Economie. In hetzelfde jaar huwde hij met Anne Rutsaert, licentiate in de politieke wetenschappen. Het echtpaar Eyskens heeft 5 kinderen en Eyskens heeft vaak verklaard dat dit zijn belangrijkste prestatie is geweest..

In 1962 werd Eyskens docent aan de faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen van de KUL. Inmiddels was hij gehuwd met Anne Rutsaert, na een blitz-verloving. Het jonge paar nam zijn intrek in een flatje in de Maria-Theresiastraat te Leuven. Tevens trad Mark toe tot het kabinet van de minister van Financiën, dhr A. Dequae. Eyskens kwam aldus in contact met de politiek, waarover hij al zoveel had gehoord in de huiskring en waar hij, als kleine jongen, van achter de trapleuning, alle vedetten van de Belgische politiek over de vloer had zien komen (Spaak, Van Acker, K. Huysmans, Van Cauwelaert, Van Zeeland, A. De Schryver, Theo Lefèvre..). Op het Kabinet van Financiën werkte Mark er o.a. mee aan de fiscale hervorming en werd hij lid van talrijke werkgroepen en commissies. Ook op het hoofdkwartier van de CVP werd hij een actief deelnemer van allerlei studiecommissies.

In 1967 werd hij gewoon hoogleraar economie, belast met het onderwijs van de micro-economie, de algemene economie en de publieke financiën. Eyskens verliet het Kabinet van financiën en legde zich toe op de voorbereiding en publicatie van zijn cursussen. In het gezin Eyskens volgden de geboorten elkaar op en binnen de kortste keren waren er twee dochters en twee zonen. De derde dochter - Kristina - zou in 1977 geboren worden toen Mark Eyskens lid was van de regering Tindemans. De toenmalige premier verbood Eyskens de ministerraad te verlaten, zodat het wicht ‘in absentia’ geboren werd. Leo Tindmans maakte dit goed door aan de vrouw van Mark een grote bloemenruiker te bezorgen. In 1965 verhuisde de familie naar Heverlee. Eyskens, die lid geworden was van het Centraal Bureau voor het Spaarwezen, schreef een aantal boeken o.m. 'Van Gisteren naar Morgen, economisch bekeken', 'Economie als tijdverdrijf' en 'Economie van Nu en Straks'. Hij werd lesgever Economie in een educatief TV-programma van de BRT. De universitaire problemen kaartte hij aan in twee publicaties 'Dilemma's voor een moderne universiteit' en 'Open brief aan de studenten'. Zijn cultuurfilosofische neigingen kon hij botvieren in 'Ambrunetië. Het avondland in de morgen', gevolgd door 'Brief aan de Ambrunetiërs', twee geschriften waarin hij zich boog over de echte en denkbeeldige ziekten van de Europese beschaving. In die periode stond Eyskens ook aan de wieg van het tijdschrift 'Knack', waaraan hij tijdens verscheidene jaren wekelijks medewerkte als columnist.

In 1972 werd Mark Eyskens voorzitter van de unitaire beheerraad van de KUL-UCL en Commissaris-generaal van de Universiteit. In die hoedanigheid hield hij zich onledig met de verdeling van de activa van de universiteit en de overheveling van het personeel van de unitaire universiteit naar respectievelijk de KUl en de UCL. Zijn rol van bemiddelaar tussen Vlamingen en Franstaligen was een goede oefening voor wat hem later in de politiek te wachten zou staan. In die jaren was hij ook voorzitter van de Hoover-stichting.

Eyskens werd ook lid van de Trilaterale Commissie, een internationale vereniging van politici, zakenlui en academici uit Amerika, Japan en Europa. Hij leerde er een aantal prominenten van de internationale politiek en financiën kennen, zoals o.a. H. Kissinger, Z. Brezinsky, R. Barre, W. Mysayawa, de latere Japanse premier en D. Rockefeller. Dit lidmaatschap liet hem ook toe geregeld Amerika en Azië te bezoeken.

Bij de parlementsverkiezingen van 1974 stond Eyskens als opvolger op de Senaatslijst voor het arrondissement Leuven en nam hij aan zijn eerste kiescampagne deel. Hij behaalde ongeveer 9.000 voorkeurstemmen. In die periode ontpopte Eyskens zich ook als een veel gevraagd spreker op talrijke congressen, colloquia, symposia en bijeenkomsten van verenigingen, organisaties en van de CVP. Het was de tijd dat collega's over Eyskens vertelden: 'Vandaag is er groot nieuws. Van avond spreekt Eyskens eens NIET'. Eyskens was ook betrokken bij de oprichting van de Koning Boudewijnstichting en werd voorzitter van de Coöperatieven van het ACW te Leuven.
In 1976 kwam een belangrijk keerpunt in Eyskens' leven. Op een mooie middag in oktober kreeg Mark Eyskens een telefoontje van de toenmalige Eerste Minister Leo Tindemans, die hem voorstelde om in zijn regering te stappen. Eyskens belde naar Rector P. De Somer, die hem afraadde het voorstel te aanvaarden omdat Eyskens als minister van gewoon hoogleraar zou worden gedegradeerd tot buitengewoon professor en hij ontslag zou moeten nemen als commissaris-generaal. Toch ging Eyskens op de uitdaging in. Hij kreeg meteen drie portefeuilles te beheren: streekeconomie, ruimtelijke ordening en sociale huisvesting. Eyskens hield zich vooral bezig met de toepassing van de expansiewetten op een ogenblik dat het Vlaamse bedrijfsleven zwaar getroffen werd door de eerste oliecrisis. Ook zorgde hij ervoor dat voor Vlaanderen gewestplannen werden uitgevaardigd, die een einde maakten aan de willekeur inzake grondbestemming. Rond Brussel werden de bouwgronden verminderd ten einde het Vlaams karakter van de Brusselse rand te bewaren. Samen met Prof.R.Blanpain ging hij naar de OESO te Parijs om de werknemers te verdedigen van een Amerikaans bedrijf, die zonder plichtplegingen door de directie waren afgedankt (de 'Badger-case').

Inmiddels (1977) was Eyskens verkozen tot volksvertegenwoordiger van het arrondissement Leuven, en dit met een zeer groot aantal voorkeurstemmen (30.000).In de regering Tindemans II werd Eyskens belast met de Begroting en werd hij voor het eerst geconfronteerd met het drama van de Staatsfinanciën. In de kortstondige regering Vanden Boeynants behield Eyskens zijn bevoegdheden en luidde hij de alarmklok over het overheidstekort, dat toen 80 miljard BF.bedroeg. Het zou later oplopen tot 500 miljard. In het Kabinet Martens I (1979) werd hij minister van ontwikkelingssamenwerking, een post die hem in contact bracht met het buitenlands beleid en de ellende van de derde wereld. Eyskens stelde op de Unctad-conferentie een 'Pact voor Solidaire Groei' voor. Hij stemde ons ontwikkelingsbeleid in Centraal Afrika af op de basisbehoeften van de bevolking.

In 1980 werd hij voor de eerste keer minister van Financiën. Eyskens waarschuwde voor de ontwrichting van de Staatsfinanciën en trachtte vooral de inflatie te bestrijden en de competitiviteit van onze ondernemingen te bevorderen, op een ogenblik dat de geesten hiervoor niet rijp waren. Hij schreef een crisis-lening uit met fiscale voordelen en leidde een departement met 32.000 ambtenaren. In april 1981 werd hij Eerste Minister van een coalitie van christen-democraten en socialisten. Eyskens poogde het concurrentievermogen van onze economie te verbeteren zonder devaluatie, maar wel door het doorvoeren van de 'Maribel-operatie' (verlaging van de patronale RSZ-bijdragen). De regering struikelde echter over het staaldossier toen Eyskens weigerde in te gaan op de socialistische eisen om massaal steun te verlenen aan het Waalse staal. In de regering Martens V met de liberalen werd Eyskens minister van Economische zaken en had hij de handen vol met de zieke nationale sectoren: staal, steenkool, textiel, scheepsbouw. Hij verdedigde de herstructurering van Cockerill Sambre en stelde crisis-manager Gandois aan, die het bedrijf opnieuw rentabel zou maken. De steenkoolmijnen werden geleidelijk gesloten zonder sociale revolte. Tevens werd een voorlopige regionalisering van de nationale sectoren doorgevoerd. Eyskens liberaliseerde ook het prijzenbeleid. Nadien werd Eyskens voor de tweede maal Minister van Financiën. In die hoedanigheid bereidde hij de fiscale hervorming voor, met de bedoeling de fiscale druk op het arbeidsinkomen te verlagen. Hij emitteerde Ecu-muntstukken, voor het eerst in Europa ter gelegenheid van de 30ste verjaardag van het verdrag van Rome en nam maatregelen met het oog op de hervorming van de beurs. Hij had ook af te rekenen met de overname van de generale Maatschappij door Indo-Suez, na heel wat touwtrekkerij en een homerische strijd tussen financiële groepen (o.a. de Benedetti). Als minister van Financiën was Eyskens ook voorzitter van de Europese ministerraad en moest hij twee muntherschikkingen binnen het Europees muntstelsel klaren. In die periode was hij ook Gouverneur van het Internationaal Muntfonds en van de Wereldbank.

In de laatste regering Martens, opnieuw met de socialisten, werd Eyskens Minister van Buitenlandse zaken. Vanaf 1989 werd hij nauw betrokken bij de gebeurtenissen in Oost-Europa, de val van de muur van Berlijn, de ineenstorting van het communisme in het ene land na het andere en uiteindelijk ook in de Sovjet-Unie. Meteen werd ook een einde gemaakt aan de koude oorlog. In die periode van intens diplomatiek overleg ontmoette Eyskens alle hoofdrolspelers van de recente geschiedenis: M. Thatcher, F. Mitterand, H. Kohl, R. Reagan, Gorbatschov, Shevarnadze, G. Bush, J. Baker... Een tweede overrompelend dossier waar Eyskens mee te maken had, was de Golf-oorlog, op een ogenblik dat België lid werd van de veiligheidsraad in de Verenigde Naties. Op binnenlands vlak moest Eyskens optornen tegen de onwil van de socialisten om de geallieerden betekenisvol te steunen (weigering van munitielevering aan Engeland, schoorvoetende ter beschikkingstelling van vliegtuigen en mijnenvegers, verbod van elke wapenexport). Een derde dossier betrof de relaties met Zaïre die Eyskens in nieuwe banen leidde door een ontwikkelingsakkoord van een nieuw type af te sluiten met de Zaïrese regering. Maar toen een moordpartij uitbrak op de campus van Lumumbashi verdedigde Eyskens met klem de mensenrechten en eiste hij van president Mobutu een internationaal onderzoek. Deze houding leidde tot een verkoeling van de Belgisch-Zaïrese relaties. In Ruanda braken vijandelijkheden uit en dienden de Belgische ingezetenen te worden gerepatrieerd. De socialistische regeringspartner en de minister van defensie trokken de militairen zeer snel uit Ruanda terug, waardoor het vertrouwen in België werd geschokt en een klimaat van onveiligheid ontstond, dat later (in 1994) zuur zou opbreken met de genocide. Eyskens hield zich ook bezig met het conflict in het Midden Oosten en hield besprekingen met de Israëlische regering, Yasser Arafat, Koning Hoesein van Jordanië, de Iraanse leiders en president Assad van Syrië. Tevens slaagden hij en zijn medewerkers erin de vier leden van de familie Houtekins, die sedert 4 jaren gegijzeld waren door arabische terroristen, vrij te krijgen. Het werd hem niet in dank afgenomen. Het afleveren door het departement van Buitenlandse Zaken, buiten het medeweten van de minister, van een visum aan Walid Khaled, de woordvoerder van een terroristische organisatie, waardoor deze 24 uren te Brussel vertoefde, zorgde voor een enorme rel. Oppositie en leden van de meerderheid poogden vruchteloos gedurende maanden Eyskens uit het zadel te lichten. Maar hij kreeg, na een grondig onderzoek, het vertrouwen van het parlement en zette zijn taak voort. Tenslotte was Eyskens gedurende twee jaren mede-onderhandelaar van het verdrag van Maastricht, dat hij in 1992 namens België plechtig ondertekende en dat de basis legt van de Economische en Monetaire Unie. Als minister van Buitenlandse zaken nam hij deel aan een hele reeks Europese top-bijeenkomsten met Europese Staatshoofden en regeringsleiders.Hij was ook gedurende een jaar voorzitter van de West-Europese Unie. In 1991 kreeg hij het 'Harry Edmonds Award' van International House (New York) voor de rol die hij op internationaal vlak had gespeeld. In 1991 vergezeld hij Koning Boudewijn naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te New York om er namens België het verdrag te ondertekenen in verband met de Rechten van Het Kind. Eyskens was ook, in 1992, namens België de ondertekenaar van het verdrag van Maastricht.

In 1992 verliet Eyskens de Belgische regering. Hij was van 1976 tot 1992 lid geweest van 13 opeenvolgende regeringen. In het parlement werd Eyskens lid van de commissies van buitenlandse betrekkingen, Europese aangelegenheden, Financiën en Begroting. In 1994 werd hij aangesteld tot verslaggever van de kamer over de Intergouvernementele Conferentie van 1996. Hij legde ook een wetsvoorstel neer houdende radicale depolitisering van de benoemingen in het openbaar ambt.In 1992 werd Eyskens door de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa belast met een 'fact finding mission' in Georgië, dat hij twee maal bezocht aan het hoofd van een internationale delegatie. Hij bezocht er o.m. Ossetië, dat onder het vuur lag van de rebellen.Hij nam deel aan verscheidene parlementaire delegaties tijdens buitenlandse bezoeken o.m. aan Kazakstan, Congo, Polen, Londen, enz.

In 1994 werd hij verkozen tot gemeenteraadslid van de stad Leuven. In de schoot van de CVP speelde hij een actieve rol als lid van talrijke studie- en werkgroepen. Zo werd hij voorzitter van de CVP-commissie voor buitenlands beleid. Hij is ook lid van het CVP-partijbureau ( op wiens vergadering hij sedert 1976 elke maandagochtend aanwezig is), van het Algemeen Partijbestuur en uiteraard lid van de Kamerfractie. Hij is erg stipt in het bijwonen van de parlementsvergaderingen. Aan de universiteit te Leuven kon Eyskens, die ook als minister steeds was blijven doceren, voornamelijk op zaterdagochtend, zich intenser wijden aan zijn taken. Hij werd ook voorzitter van het Instituut voor Europees beleid en van de Raad voor Europees Onderzoek.In 1993 nam hij het initiatief tot de inrichting van een interfacultaire cursus 'Lessen voor de 21ste Eeuw', opgevat als een keuzevak voor de tweede cyclusstudenten van de dertien faculteiten van de KUL. Het succes was overrompelend, aangezien meer dan 1000 personen deze leergangen zouden volgen. In 1995 werd Eyskens benoemd tot titularis van de Benelux-leerstoel, wat hem verplicht een aantal colleges te doceren in Nederland, België en Luxemburg. Hij werd tevens voorzitter van de jury van de Bacob-prijs voor financiële economie. Hij werd ook lid van de raad van beheer van het Francquifonds en werd lid van de raad van bestuur of de raad van commissarissen van een aantal Belgische en Nederlandse bedrijven (UCB als voorzitter, BBL, Gevaert, Gerling, ING - interntionale raad van advies - Johan Enschedé, Koninklijke Nagron)

Vanuit het Belgische Parlement werd Eyskens lid van de Raad van Europa, te Straatsburg en was hij er actief in de commissie Economie. Hij werd ook lid van de parlementaire assemblée van de West-Europese Unie - die zich bezig houdt met de Europese veiligheid - en werd hij tot onder-voorzitter van deze vergadering verkozen. Hij was verscheidene malen rapporteur en nauw betrokken bij de besprekingen over de toekomst van de WEU. In 1998 legde Eyskens in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetsvoorstel neer met het oog op de oprichting van een hoofdzakelijk niet-parlementair Waarde-overlegcentrum. Het is de bedoeling dat dit Centrum, naar het beleid toe, adviezen zou uitbrengen over het waarde-aspect van de beleidsmaatregelen en meer bepaald over de vraag hoe verandering moet worden omgevormd tot menselijke vooruitgang.

In 1988 reeds was Eyskens lid geworden van de Koninklijke Academie van België voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten. In 1992 kwam daar het voorzitterschap bij van het Centrum voor Europese Cultuur en van de Christian Academy for European Dialogue. Hij is thans voorzitter van de Raad van Bestuur van de Francqui-stichting, Voorzitter van de Mid-Atlantic Club en van de vereniging van Belgisch-Taïwanese parlementsleden. Hij werd hij lid van de raad van bestuur van de International Crisis Group, een organisatie die zich bezig houdt met preventieve diplomatie en conflictbemiddeling in de wereld. Hij is trustee van International House in New York. Tevens is hij voorzitter van het Europees Centrum voor Poëzie en Voorzitter van de vrienden van Anton Van Wilderode. In 1993 was hij voorzitter van de jury van de AKO-literatuurprijs, de hoogste letterkundige prijs van Nederland en Vlaanderen. Eyskens is ook nog ondervoorzitter van de vrienden van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en ondervoorzitter van 'Les Grandes Conférences Catholiques'. Als economisch consultant wordt hij wel eens geraadpleegd door organismen en industriële groepen in binnen- en buitenland. Hij is ook voorzitter van de International Academy for European Dialogue en lid van de Academia Europea. Hij is tevens lid van de Raad van Bestuur van de Universitaire Stichting.

In 1997 werd Eyskens benoemd tot minister van Staat. In 2000 ontving hij de Benelux-Europa-prijs te den Haag.
In 1995 werd hij voorzitter van het Festival van Vlaanderen, een functie die hem toelaat zijn grote liefde voor de muziek uit te leven en kennis te maken met de vermaarde solisten en dirigenten.

Mark Eyskens is het tegenovergestelde van een 'politiek dier'. Hij heeft zich nooit door de politiek laten inpalmen, hoezeer hij ook door de hem toevertrouwde politieke opdrachten werd begeesterd. Volgens Eyskens is men maar een goed politicus als men ook nog wat anders is. Eyskens ruime belangstelling staat hiervoor borg. Geregeld bekruipt hem de lust om zijn ideeën aan het papier - vandaag aan de computer - toe te vertrouwen. Ook toen hij minister was kon Eyskens niet nalaten geregeld een boek te schrijven. Als minister van economische zaken publiceerde hij ' Economie voor Iedereen' en 'Bron en Horizon', dat werd bekroond met de prijs van de scriptores Christiani. Later volgde een filosofische roman: 'Het storende levensverhaal van prof. J.K. Mortal. Een boek over Mens en Men', waarin hij de bekering schetst van een professor in de fysica tot de metafysica. Zijn ervaringen als minister van Buitenlandse zaken verwoordde hij in : 'Buitenlandse zaken. De Oost-West-Kentering 1989-1992'. In 1994 volgde : 'De grote Verjaring. Van de 20ste eeuw naar het 3de millennium', een boek dat 20 weken op de lijst van de bestsellers prijkte. In 1995 volgde het werk ‘Is verandering vooruitgang?’ en in 1996 een roman: ‘De reis naar Dabar. Een filosofische thriller’. Dit boek bewerkte Eyskens tot een erg verschillende Franse versie die verscheen in 1998 onder de titel: ‘L’Affaire Titus. Métaroman’, dat aan zijn tweede druk toe is. Nadien verschenen 'Er zijn geen economische problemen'; 'Democratie tussen spin en web'; Het verdriet van het werelddorp'. In 2001 verscheen zijn 33ste boek onder de titel: 'Leven in tijden van Godsverduistering', een reflectie over het gewijzigde mens-,wereld- en Godsbeeld. Dit boek kende  heel snel een derde druk. Vele Eyskens-boeken werden in het Frans vertaald, een paar kleinere werken in het Engels en één in het Spaans. Daarnaast publiceerde hij honderden artikels in allerlei tijdschriften en tenminste evenveel bijdragen in kranten en weekbladen.

Van vader Eyskens leerde Mark schilderen, ofschoon hij een totaal andere stijl beoefent. Gaston Eyskens had een degelijke technische opleiding gekregen tijdens wereldoorlog I. Zijn vader (de grootvader van Mark) was toen vrijwilliger aan het front in Vlaanderen, terwijl het gezin Eyskens was gevlucht naar Nederland. Daar,in Breda, waar de Hollandse tak van de familie Eyskens wortel had geschoten, liep de jonge Gaston Academie en leerde hij de knepen van de schilder- en, vooral van de portret-kunst. Mark Eyskens is een autodidact, die bovendien noch tijd noch zin heeft om zijn ezel in de velden te planten. Hij schildert thuis, in een rommelige achterkamer, terwijl hij, via de koptelefoon naar muziek luistert. Het resultaat zijn surrealistische landschappen met hoge luchten, bladerloze bomen, ontketende zeeën, verzonken steden of dromerige vergezichten. Eyskens relativeert dit gepenseel en geborstel. Er zijn immer twee soorten schilders. Diegenen, waarvan de schilderijen worden opgehangen tegen de muren van onze musea en diegenen die verdienen opgehangen te worden in de plaats van hun schilderijen. Vele van de Eyskens-probeersels vonden hun eindbestemming op de laatavond-tombola's van de CVP en (andere) goede werken. Eerste prijs: één schilderij van Eyskens; tweede prijs: twee schilderijen van Eyskens; derde prijs: drie schilderijen van Eyskens ... Dit belet niet dat Eyskens een tiental tentoonstellingen mocht organiseren, waaronder een paar te Brussel, te Antwerpen, Leuven, Brugge, Hasselt, Knokke en één in het Casino van Knokke.

De talrijke eretekens en decoraties die aan Mark Eyskens werden verleend, worden door hem nooit gedragen. Buiten wandelen en snel stappen in de lange gangen van het parlement, beoefent Eyskens geen sport, tot groot ongenoegen van zijn familieleden. Vakantie wordt met mondjesmaat aangereikt en is beperkt tot een paar weken aan de Belgische kust, dicht bij huis. Want beroepshalve heeft hij veel continenten afgedweild. Op al deze tochten maakte hij zeer vele foto's en verzamelde hij heel wat documentatie die hij zal bekijken als hij met pensioen zal zijn. Eyskens is een bezigheidstherapeut, die van 8 u. 's ochtends tot middernacht bezig is, ook op zaterdagen en niet zelden op zondag. Gelukkig kan hij bogen op deskundige en toegewijde medewerkers om de aanzienlijke briefwisseling in goede banen te leiden. Per jaar woont hij gemiddeld 500 à 750 vergaderingen bij en houdt hij 150 à 200 spreekbeurten. Dat dit ook wel gevolgen kan hebben voor de gezondheid ondervond hij kortstondig in 1993.
Eyskens beschouwt zichzelf als bijzonder bevoorrecht. Sedert zijn geboorte heeft hij zich nooit één seconde verveeld. Hij heeft het geluk 100 uren per week bezig te kunnen zijn. Dit alles vervult hem met grote dankbaarheid en ook met het besef dat zich mogen en kunnen inzetten voor andere mensen en voor hun lotsverbetering een opdracht en een plicht, maar ook een geluk is. Dat ook humor in het leven hartversterkend is, heeft Eyskens in vele omstandigheden aangetoond.
In het parlement, tijdens de commissievergaderingen, vindt Eyskens zijn draai. Aan de meeste discussies neemt hij deel, want zwijgen is niet zijn sterkste zijde. Eyskens kent zijn gebreken en tekortkomingen. De nieuwe federale kamer vervult, krachtens de nieuwe Grondwet, een belangrijke functie. Eyskens speelt er een actieve rol, puttend uit zijn ervaring en zijn zin voor evenwicht en redelijkheid. Zijn belangstelling gaat uit naar de budgettaire problemen van ons land en met het beheersen van onze openbare schuld. Het macro-economisch beleid, de economische evolutie van ons land en de inschakeling van België in de Europese Economische en Monetaire Unie behoren tot de belangrijkste taken van het parlement. Ook de hervorming van de sociale zekerheid staat na de verkiezingen van 1999 ongetwijfeld op het programma. Er is meer solidariteit nodig met de minstbedeelden. De hoge werkgeversbijdragen die de arbeidskost veel te hoog hebben gemaakt en daardoor de werkloosheid in de hand werken, moeten worden verlaagd. Het hertekenen van de sociale zekerheid mag evenwel onder geen enkel beding de armoede in ons land vergroten. Eyskens wil ook graag zijn taak voortzetten van voorzitter van een interparlementaire werkgroep, die vertegenwoordigers groepeert van de 15 EU-parlementen + van het Europees parlement en die zich bezig houdt met de institutionele hervormingen in Europa, in het licht van de toetreding van nieuwe lidstaten. Hoe de besluitvorming in de Europese ministerraden efficiënter maken? Hoe de Europese instellingen doorzichtiger maken en de burgers nauwer betrekken bij het Europese beleid? Meer democratie voor meer Europa, maar hoe? Deze vragen zijn steeds meer aan de orde. Een eengemaakt Europa is van essentieel belang voor de welvaart van het oude continent, rekening houdend met de opkomst van zovele dynamische, jonge landen in de wereld, die onze vrienden maar ook onze concurrenten zijn. De nationale regeringen zijn te klein geworden voor de grote problemen en te groot voor de kleine problemen. Binnen het Belgische Staatsverband is ruimte geschapen voor de drie deelstaten en drie gemeenschappen. Hier situeert zich het belangrijke werkterrein van de Vlaamse Gemeenschap en haar door de Grondwet gevestigde organen. Hun werking, bevoegdheid, verantwoordelijkheid en financiering zijn evenwel niet af. Dat is de reden waarom in de volgende legislaturen werk moet worden gemaakt van een bijkomende Staatshervorming. Eyskens heeft altijd gepleit voor een efficiënt werkend federalisme, zo mogelijk naar Duits voorbeeld, met grote autonomie van de gewesten en gedeeltelijke verantwoordelijkheid op het vlak van de fiscaliteit en de kinderbijslagen. Dat de federale regering geen bevoegdheid meer heeft inzake openbare werken, landbouw, buitenlandse handel en op termijn inzake ontwikkelingssamenwerking vindt hij te verregaand omdat hierdoor ernstige problemen van beleidscoherentie ontstaan. Een hiërarchie van de normen en een grondwettelijk hof zouden het Belgisch federalisme consolideren. Hij is geen voorstander van confederalisme omdat dit een staatsvorm is (statenbond genaamd) die een verdragsgemeenschap tussen onafhankelijke staten veronderstelt. Een onafhankelijke staat Vlaanderen (a fortiori Wallonië) ziet Eyskens niet zitten in de 21ste eeuw. In zekere zin komt de Vlaamse onafhankelijkheid twee eeuwen te laat. De Europese samenleving wordt gelukkig gekenmerkt door post-nationalisme en door afbouw van de nationale soevereiniteit ten voordele van de Europese instellingen. Brussel is in die context belangrijker geworden dan België. Een Vlaamse afscheiding betekent onvermijdelijk dat Vlaanderen Brussel - thans ook de politieke hoofdstad van het Gewest(+gemeenschap) Vlaanderen - zou verliezen, wellicht samen met de ruime rand rond Brussel. Dit zou een dodelijke verminking betekenen van Vlaanderen dat dreigt ineen te schrompelen tot en ministaat.

Politiek heeft in wezen te maken met het bestuur van de Staat. Voor de oude Grieken was dit de stad, de polis. Sommige niet nadenkende mensen stellen dat de maatschappij zich zelf kan beredderen, zonder Staat. Niets is minder waar. De markteconomie - in tegenstelling tot het communisme wat er een puinhoop van maakt - zorgt inderdaad voor welvaart. Het overheidsbeleid moet er voor zorgen dat de markteconomie doelmatig werkt, dat de bedrijven competitief zouden zijn en werk en inkomen zouden verschaffen. Maar er is een overheid nodig om de welvaart rechtvaardig te verdelen tussen jong en oud, gezonden, zieken en gehandicapten. De markteconomie waarborgt ook niet dat elkeen werk zou hebben, dat het leefmilieu schoon wordt gehouden, dat iedereen kan wonen en kan studeren. De markt zorgt evenmin voor de veiligheid van de burgers en de strijd tegen al wat illegaal is. Naast economische besluitvorming is er dus een grote nood aan overheidsbeslissingen en dus aan politiek.

De politiek, zoals de economie, staat evenwel ten dienste van de mens. Vandaar het grote belang van de democratie, die de regering is van het volk, dank zij het algemeen stemrecht. De democratie heeft ook een ethische waarde, omdat zij de menselijke persoon eerst plaatst. De overheid, de Staat, de partij zijn geen doelen op zich, iets wat bepaalde politici wel eens vergeten, als ze de neiging vertonen tot collectivisering, reglementering en bureaucratisering.
.Politiek heeft altijd te maken met waarden en uiteindelijk met de vraag wat goed of kwaad is voor de mensen, voor de samenleving. In de politiek is een ethische, morele vraagstelling derhalve onvermijdelijk. Deze vraagstelling rijst niet alleen op wanneer het gaat over abortus en euthanasie. Elk maatschappelijk probleem - de hervorming van de sociale zekerheid, de sanering van de overheidsfinanciën, het beleid van veiligheid en vrede... - vertoont een onherleidbaar ethisch aspect. Een waardenschaal moet derhalve de politieke actie richten. Voor Eyskens en de christen-democraten is deze waardenschaal onlosmakelijk verbonden met de christelijke levensbeschouwing, met een visie op de mens, die geroepen is door de Geest om in medemenselijkheid een betere wereld tot stand te brengen. Want enkel in de verdediging van de rechtvaardigheid is gematigdheid geen deugd. Enkel in de verdediging van de vrijheid is extremisme geen ondeugd. In alle andere gevallen roept de eerbiediging van en de solidariteit met de medemens op tot verdraagzaamheid, luisterbereidheid en toewijding.

De jongste jaren heeft Eyskens steeds meer van zijn tijd geïnvesteerd in de werkzaamheden van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten, waarvan hij sedert 1987 lid is. Hij werd er de eerste voorzitter van het Centrum voor Europese Cultuur en is de alternerende voorzitter van de Commissie belast met de uitgave van de diplomatieke stukken. In 2002 was hij bestuurder (voorzitter) van de Klasse van de menswetenschappen en thans voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten.