Binnenland - Toespraken - Dankrede in de Kamer

Mijnheer de Voorzitter, zeer geachte Collega's,

Het weze mij toegelaten thans een dankwoord uit te spreken, mede namens mijn twee collega's, mes deux chers collègues, néanmoins amis, Jean-Pierre Graffé et Georges Clerfayt, en ce jour mes compagnons de fortune, à moins que nous soyons plutôt des compagnons d'infortune.
U hebt over ons de loftrompet afgestoken, mijnheer de voorzitter, klaroenschallend en hoogst vriendelijk. Les éloges sont gênants à écouter, mais agréables à entendre et mieux vaut les entendre de son vivant (particulièrement à nos âges.) Wij waarderen uw waardering voor ons en uw onderstreping van onze goede kanten na 25 à 30 jaren politiek leven, tijdens hetwelk wij geleerd hebben dat niets zo goed bewaart als een slechte reputatie. Wij zijn met z'n drieën, als de drie musketiers, die zoals iedereen weet, met vier waren. De vierde in dit geval is Uzelf, mijnheer de voorzitter, en U hebt een lengte voorsprong op ons, vermits U reeds 33 jaren zetelt in dit Parlement en U de bedoeling hebt tot Uw honderdste jaar deze vergadering voor te zitten – dit is nog eens 36 jaren – om vervolgens, na een kortstondig overlijden, al dan niet gekloond, over te stappen naar de Senaat. Een doorslaggevende reden voor de eerste minister om de Hoge Vergadering niet af te schaffen, niet te ontmantelen, maar integendeel te versterken – in afwachting dat de heer De Croo er zich installeert. En attendant De Croo, à ne pas confondre avec Godot.
Vous avez un autre avantage sur nous, monsieur le président, c'est que vous faites du cheval, ce qui vous permet de prendre de la hauteur et de dominer le paysage politique de Michelbeke à l'Atlantique à l'ouest et de Michelbeke à l'Oural à l'est en passant par Bruxelles et par le VLD au centre. Un jour vous déclarâtes que vous vous baladez à cheval, tant que faire se peut, car, disiez vous, il y a plus d'intelligence dans deux têtes que dans une. Chacun de nous trois n'en possède qu'une et nous avons dû 'faire avec' durant les 30 ou 25 années écoulées, une carence que nous vous prions modestement de bien vouloir excuser.
Terugblikkend op ons eigen politieke verleden - en wat mijzelf betreft kan ik stellen dat mijn geëngageerd observeren van het Parlement, omwille van familiale omstandigheden, ten minste een halve eeuw terug gaat; ik maakte vanop de tribune als student de viering mee van het 50ste ambtsjubileum van Kamiel Huysmans en Frans Van Cauwelaert, broederlijk verenigd op dezelfde plek waar wij ons thans bevinden - constateren wij vandaag een aantal kolossale veranderingen, meestal ten goede. Wij hebben inmiddels geleerd dat de enige constante van de geschiedenis de verandering is.
Een eerste belangrijke verbetering betreft het toegenomen comfort en de doelmatigheid van onze werkzaamheden, in grote mate te danken aan het beleid van een aantal verlichte voorzitters van de Kamer waaronder, last but not least, voorzitter Herman De Croo. Toen ik hier toekwam hadden wij geen individuele kantoren, geen secretaresse, geen medewerkers, geen gelagzaal. De zakelijke deskundigheid die vandaag heerst in de commissievergaderingen is zeer aanzienlijk toegenomen, wellicht met als schaduwzijde dat in de plenaire vergadering veel minder retorisch vuurwerk wordt afgeschoten. En de parlementaire welsprekendheid, helaas, is in grote mate is opgedroogd.
Daarbij komt dat het gewicht van de uitvoerende macht en dus van de regering verder is toegenomen en het beleid, ook in zijn wetgevend aspect, voor de meeste burgers onverstaanbaar, ondoorzichtig en vaak ontoepasbaar is geworden. De gevolgen van de wetgevende en reglementaire overproductie zijn duidelijk: in Frankrijk geldt als stelregel dat wat niet verboden, toegelaten is; in Duitsland, dat wat niet toegelaten verboden is en in België is het vaak zo dat wat verboden ook toegelaten is. Het beleid is zeer onpersoonlijk geworden, ook al zijn de gezichten van de meeste politici alle avonden op het scherm te bewonderen. 'Men' de bestuurt, 'Men' regeert. Men is het meest onpersoonlijke voornaamwoord aller voornaamwoorden. Er heerst algemene 'Vermenning', een nieuwsoortige aliënatie die weinig sociologen hebben voorzien en die nochtans de hoofdoorzaak is van het om zich heen grijpende populisme. Er gaapt nochtans geen kloof tussen de burger en de politicus. Wij zijn immers als mandatarissen dag en nacht beschikbaar en kunnen steeds onder de arm worden genomen door een vertwijfelde burger. Er gaapt wel een afgrond van onbegrip veroorzaakt door onbegrijpelijkheid tussen de burger en de politiek en zelfs tussen de politicus en de politiek. Want ook voor ons, allemaal min of meer opgesloten in onze specialismen, is 'de politiek' zeer complex en ondoorzichtig geworden. Pedagogie lijkt alvast veel belangrijker dan demagogie. De kloof met de burger is erg paradoxaal want de communicatiemiddelen en -mogelijkheden zijn nooit zo groot geweest. Maar er treedt een volgende paradox op: overinformatie leidt tot desinformatie en de wanverhouding tussen het kenbare en het gekende, tussen wat we zouden moeten of kunnen kennen enerzijds en wat we in feite kennen anderzijds, neemt toe. We tuimelen allemaal in de kenniskloof.
Une autre mutation profonde, que nous avons vécue, abasourdis par sa soudaineté mais soulagés par son caractère pacifique, fut la fin de la guerre froide, dont nous sommes tous les trois les enfants et quelque peu les anciens combattants. Notre génération a incontestablement échappé à une expérience de "presque mort nucléaire" ( a nuclear near death experience), ce qui a sans aucun doute marqué notre subconscient. En même temps nous avons vu se produire une formidable européanisation et internationalisation de notre environnement traditionnel, suscitant le constat aveuglant que désormais les gouvernements sont trop petits pour les choses importantes et trop grands pour les choses qui le sont moins.
Cela m'amène a une autre observation. Tout au long de ces années, grâce à nos successives réformes de l'Etat, les tensions communautaires ont fortement diminué dans notre pays. Les actuelles bisbilles à caractère communautaire sont incomparablement plus anodines que les implications communautaires de la question royale, des discussions concernant la fixation de la frontière linguistique, de l'affaire de Louvain, des réactions à la loi unique, des péripéties Fouronnaises, des controverses au sujet de l'avenir de notre sidérurgie, et j'en passe. Tout compte fait notre pays – son peuple et ses dirigeants – ont su gérer leur multiculturalité séculaire d'une manière civilisée. Des trésors d'inventivité politique ont été investis dans la conception de nos institutions, dites fédérales, qui présentent aussi des caractéristiques unitaires et confédérales, ce qui devrait nous inciter à modifier l'article premier de notre constitution en un autre libellé: 'La Belgique est un état unique et hybride sui generis'. Cela n'est peut-être pas toujours esthétique mais, au moins dans notre pays le sang n'a jamais coulé pour des motifs communautaires. La salive d'autant plus, même de cette auguste tribune. Bien entendu la pacification communautaire requiert que l'on paie un prix en termes budgétaires et dès lors en croissance de notre dette publique. Le consensus communautaire s'articule chaque fois autour de la 'supportable légèreté' de nos insatisfactions réciproques. Tout le monde finit par s'y retrouver, même les républicains parmi nous, puisqu'aussi bien la Belgique est aujourd'hui une monarchie républicaine, dans la mesure où les ministres régionaux ne sont plus les ministres du Roi et que les décrets ne sont pas promulgués par le Chef de l'état. La Belgique demeure un passionnant laboratoire institutionnel, utile également au développement de l'Union Européenne. Mais il va de soi qu'il faudra de plus en plus veiller à la cohérence et à l'efficacité des solutions, que nous élaborons grâce à notre technologie de pointe communautaire.
Een kapitaal aspect wil ik graag onderstrepen, dat evenwel aan de aandacht van de meeste landgenoten ontsnapt. Brussel is tijdens de afgelopen kwarteeuw belangrijker geworden dan België. Brussel, hoofdstad van een EU van weldra 25 en overmorgen 30 à 35 lidstaten, zetel van 2000 internationale instellingen en ondernemingen, met zijn 60.000 geaccrediteerde diplomaten en 15.000 lobbyisten, is na Washington de tweede voornaamste diplomatieke hoofdstad ter wereld geworden. Voor onze Vlaamse en Franse gemeenschappen is Brussel een ware Olympos, van waarop ze kunnen uitstralen over de wereld die ons dorp is geworden, zich kunnen laten kennen en gelden, zich inschakelen in het Europese culturele en intellectuele leven. Dat Brussel ook hun politieke hoofdstad is, is van onschatbare waarde. Een gemeenschap die uit ontmoediging of uit autonomistische dagdromerij zou besluiten te breken met Brussel, zou zichzelf verminken en haar toekomst op fatale wijze aantasten.
Een andere belangrijke mutatie die wij in de voorbije decennia zich hier hebben zien voltrekken, betreft de partijpolitieke landkaart, die sterk beïnvloed wordt door wat ik graag het 'informatisme' noem, de doorbraak van de nieuwe communicatie- en kennismiddelen en hun omwentelende impact op de grote klassieke socio-economische ideologieën als socialisme en liberalisme, collectivisme en kapitalisme. In de tachtiger jaren van de 20ste eeuw was er een middelpuntzoekende krachtenontwikkeling werkzaam naar het centrum toe van het politieke spectrum. Het socialisme streefde niet langer naar gelijkheid, maar wel naar meer gelijkheid, wat ik 'gelijkerheid' wil noemen. Het liberalisme ijverde niet langer voor vrijheid, maar wel voor meer vrijheid, waaraan ik de naam 'vrijerheid' wil geven. En de christen-democraten streefden, en wellicht nog steeds, naar een combinatie van vrijerheid en gelijkerheid. Aldus ontstond, vooral in België als gevolg van ons extreem proportioneel kiesstelsel en de daaruit voortvloeiende coalitieregeringen, een door mist overdekt tweestromenland van centrum-rechts en centrum-links, gekenmerkt door een samenloop in een gemeenschappelijke monding onder de vorm van ingewikkelde coalitiekabinetten. Een monding die 75% van de politieke Gausscurve bezet hield met als gevolg dat politieke bijrivieren van extreem-rechts en thans ook van extreem-links zijn ontstaan, omwille van een aantal thema's die in de consensusdemocratie, gevormd door het brede Centrum, niet of niet voldoende tot uiting kwamen en komen. Zo'n centrum-consensusdemocratie mist inderdaad bijwijlen duidelijkheid omdat ze genuanceerd te werk gaat, maar haar oplossingen, op termijn beschouwd, zijn meestal voor onze samenleving de beste want de meest evenwichtige. De consensusdemocratie van het centrum is wijs, maar soms wat grijs en deze grijsheid is jammer genoeg vooral in een recent verleden in bepaalde van onze buurlanden sterk in de verf gezet. Grijsheid is niet de kleur van de 'glitter en de glamour' die past bij de spektakelmaatschappij.
Vandaag hoor ik echter centrum-links verklaren dat het meer naar links op moet schuiven en centrum-rechts wil blijkbaar, de schaamte voorbij, meer naar rechts. De middelpuntzoekende krachten van het jongste verleden worden middelpuntvliedend. In landen met een meerderheidskiesstelsel leidt dit tot politiek alternerende meerderheden en regeringen, met het gevaar van een 'stop and go'-beleid. In landen met een proportioneel kiesstelsel, zoals het onze, kan dit echter met zich mee brengen dat een leeg centrum en dus een zwart gat zouden ontstaan, wat de evenwichtige maatschappelijke bestuurbaarheid in het gedrang kan brengen. Er is weer toekomst voor diegenen die dan opnieuw dit ijl geworden centrum zullen willen opvullen. Alle democratische partijen staan tenslotte voor dezelfde opgave: omwille van de democratische doelmatigheid de verwezenlijking en bestendiging behartigen van het 'trinoom', de heilige drie-eenheid door de geschiedenis gekneed: de pluralistische democratie, de sociaal gecorrigeerde markteconomie en de rechtsstaat.
Le dernier changement en profondeur, que je me permets de soumettre à votre attention, concerne l'extension du caractère multiculturel de nos sociétés Européennes. Le grand défi des prochaines décennies consistera à transformer la société multiculturelle en une véritable société interculturelle, de préférence grâce à une politique Européenne concertée. Une telle tâche exigera beaucoup de courage, de sens psychologique, de force persuasive, mais encore plus de générosité et de compassion, nonobstant les échecs et les déceptions. J'espère que la parabole du bon Samaritain ne cessera point d'être lue et relue, particulièrement au sein des bureaux de nos partis politiques respectifs, ce qui aujourd'hui n'est pas toujours le cas. Interculturalité ne va pas nécessairement de pair avec perte d'identité. Au contraire, pour reconnaître l'autre dans son identité, mieux vaut avoir un sens aigu de sa propre identité. La langue est apparemment une caractéristique identitaire essentielle. Mais ce n'est pas parce que l'on apprend une langue étrangère que l'on perdrait la connaissance de la sienne. Que du contraire. Je suis en outre convaincu que dans un avenir rapproché de nouvelles percées technologiques en matière de traduction simultanée vont lever la dernière barrière qui existe entre les humains, à savoir la différentiation linguistique. Dès ce moment universalisme – grâce à la compréhensibilité de chaque langue – et particularisme – maintien et développement de chaque langue – pourront être conciliés.
Pour chacun de nous ce fut un privilège insigne de pouvoir servir dans une chambre des représentants multiculturelle. Quand je suis arrivé ici, il y a un quart de siècle, il y avait probablement plus de contacts interculturels entre francophones et flamands. Je ne puis que regretter le recul intervenu. Afin de promouvoir l'interculturalité des rapports entre membres de notre Chambre fédérale, vous me permettrez, je l'espère, monsieur le Président, de lâcher un petit ballon d'essai un peu utopique. Est-ce concevable que dans cette maison l'on supprime les traductions simultanées, partant de l'axiome que des députés fédéraux, ayant l'ambition de représenter la nation, connaissent et parviennent très rapidement à comprendre la langue de l'autre communauté, ne fût-ce qu'en en acquérant une connaissance passive??? Les excellents cours de langue de notre Parlement devraient pouvoir y contribuer effectivement.
Voor ieder van ons komt vroeg of laat het moment van het afscheid. Voor ons drieën steeds te vroeg want we zijn hier graag, we hebben hier veel geleerd en hebben een aantal van onze doeleinden mogen realiseren. Wat ons vervult met grote voldoening en dankbaarheid. Men zegt dat de politiek een hard bedrijf is, maar er heerst hier, als balsem op de wonde, veel meer dan in buitenlandse parlementen, grote collegialiteit en ook vriendschappen over partijgrenzen heen. Vanzelfsprekend zijn er dwarsliggers nodig, want anders rijdt de trein niet, maar er zijn tenminste evenveel bruggenbouwers vereist, want anders rijdt de trein in de afgrond. Om beurt dienen we trouwens beide rollen te spelen. Geen gemakkelijke rol, die ons verplicht tot voldoende zelfrelativering en verdraagzaamheid. Het is mijn ervaring dat vooral mensen met een diepe persoonlijke overtuiging het zich daardoor juist kunnen veroorloven een groot eind van de weg met andersdenkenden af te leggen, andersdenkenden die niet noodzakelijkerwijze verkeerd denkenden zijn. Wij moeten, in een pluralistische en dus competitieve democratie, vaak mekaars ideeën bestrijden. We moeten niet mekaar bestrijden. We moeten steeds opnieuw pogen te strijden zonder te slaan, ook al krijgt dit minder applaus, en wij dienen te beseffen dat niet wordt gezaaid met de gebalde vuist. Radicalisme, extremisme, intolerantie en allerlei vormen van isolationisme verbergen vaak wankelmoedigheid, angsten, en minderwaardigheidscomplexen. Democraten evenwel hebben ook het recht zich te vergissen. Enkel dictaturen van de geest of van de macht verklaren zich onfeilbaar. In een democratie dient het overigens tot niets alleen gelijk te hebben; je moet ook nog gelijk krijgen. Het ergste is natuurlijk dat je, ingevolge slinkse demagogie, erin slaagt gelijk te krijgen, ook al heb je ongelijk. Bovendien moeten we in alle openhartigheid durven te erkennen dat we soms allemaal tegelijk ongelijk hebben omdat we bepaalde maatschappelijke evoluties of gebeurtenissen volkomen fout inschatten. Het behoort tot de grootheid van de democratie haar kleine kanten te erkennen, haar tekortkomingen en haar kwetsbaarheden. Haar verdediging is dan ook een nooit aflatende taak.
Wat voor mij in het politieke bedrijf evenwel het moeilijkst te verwerken was, heeft te maken met het feit dat in de politiek enkel de resultaten tellen, wat ook je al dan niet goede of minder goede bedoelingen zijn geweest. Slagen met minder fraaie intenties lijkt beter dan te mislukken met de beste bedoelingen. En deze harde werkelijkheid, steunend op 'the ethics of performance', laat bij de meesten onder ons een wat wrange nasmaak na.
Als we ooit dit Parlement verlaten, zal het zijn met gevoelens van ontroostbaarheid, evenwel in het besef dat afscheid geen afscheiding betekent. Bij wijze van boutade zou ik kunnen zeggen dat een door de wol geverfde politicus, die na meer dan een kwarteeuw het parlement verlaat, eindelijk de tijd zal vinden om echt aan politiek te gaan doen. De gevoelens die ons bewonen werden reeds door Shakespeare beschreven en met name in zijn onvolprezen toneelstuk Richard II, waarin hij een abdicerend vorst laat zeggen: 'My care is loss of care'; mijn zorg is geen zorgen meer te hebben. Maar dit zou, wat ons betreft, een zeer egoïstisch standpunt zijn. Want wij zullen ons kunnen blijven inzetten voor de zorgen van anderen en daarvoor moet je niet ver reizen. De hoek van de straat volstaat.
 
Wij zijn U allen bijzonder dankbaar voor deze intense en voor ons zeer stichtende en andermaal leerrijke zitting.