Buitenland - Prioriteiten van het Belgisch buitenlands beleid

1/ De Europese grondwet lijkt klinisch dood. De pauze die door de Europese raad van 16 juni 2005 werd ingelast betekent kunstmatige beademing met de bedoeling het eigen Europese geweten te sussen. euthanasie is momenteel niet aan de orde. Het stopzetten van de behandeling behoort tot de waarschijnlijkheden. Zelfs indien nog een aantal landen zouden ratificeren lijkt het uitgesloten Frankrijk, Nederland en Groot-Brittannië nog over de brug te krijgen voor een ongewijzigde tekst. 
De Europese bevolking  'prefers solutions to constitutions', zoals een commentator schreef. De Europese leiders moeten de problemen en uitdagingen op een geloofwaardige wijze aanpakken en pogen op te lossen: de werkloosheid, de structurele achterstand van de Europese economie tegenover Amerika en Japan, de problemen van vergrijzing, van de multiculturaliteit, van de globalisering en delocalisatie...
Europa heeft nood aan een krachtig sociaal-economisch herstelbeleid. Het is slechts voor zover nodig wat betreft de uitvoering van dit beleid dat bepaalde institutionele ingrepen moeten worden overwogen, zoals de dubbele meerderheid in de ministerraden (55% van de lidstaten en 65% van de bevolking), een soepele mogelijkheid van versterkte samenwerking met het oog op de uitbouw van een Europa van concentrische cirkels (Saturnus-model)
 
Gaan nadenken over welke Unie de lidstaten wensen is tijdverlies en kan enkel de twisten hoog doen oplaaien. De belangrijke Europese verdragen (Rome, Maastricht) zeggen dat Europa meer moet zijn dan enkel maar een geïntegreerde markt. Europa is een confederale federatie of een federatieve confederatie, waarbij zowel intergouvernementele als federaal geïntegreerde vormen van besluitvorming worden gehanteerd. Europa is een proces. De dynamiek  naar meer efficiëntie moet worden gehandhaafd in het licht van de kolossale uitdagingen die op ons continent afkomen en die noch min noch meer te maken hebben met het 'to be or not to be' van het Europese model. 
 
2/ België moet opnieuw de Benelux samenwerking – die totaal verwaarloosd en zelfs geboycot werd – opnieuw ernstig nemen en zijn buitenlands beleid veel intenser overleggen met Nederland. In een Unie van 25 lidstaten is de Benelux een middelgrote 'mogendheid', die gewicht en invloed in de schaal kan werpen.
3/ Met de Verenigde Staten van Amerika dient een vernieuwd en versterkt (Europees) partnerschap te worden uitgebouwd dat beantwoordt aan de gewijzigde wereldsituatie, na het beëindigen van de Koude Oorlog en het ontstaan van een conflict van een 'derde type' met het internationale en vaak zelfmoordende terrorisme. Het is België niet verboden in dit verband ideeën te ontwikkelen.
4/ België moet beseffen dat de goede relaties van Groot-Brittannië met de VS voor Europa veeleer een troef zijn dan een verliespost. Groot-Brittannië kan worden ingezet als bruggenbouwer tussen Amerika en de Europese Unie.
5/ De regering moet een 'Brussel-politiek' voeren, dit wil zeggen Brussel als hoofdstad van de Europese Unie, zetel van de NAVO, zetel van 2000 internationale instellingen en bedrijven en tweede belangrijkste diplomatieke hoofdstad van de wereld, met alle middelen promoten. Brussel is vandaag belangrijker geworden dan België en is derhalve een niet aflatende Belgische, Vlaamse en Waalse inspanning meer dan waard.
6/ De Noord-Atlantische Alliantie moet worden omgebouwd tot een Euro-Atlantisch pact waardoor Europa, binnen en met de alliantie, een veel grotere rol dient te spelen. Grotere verantwoordelijkheid van Europa gaat echter ook gepaard met een noodzakelijk grotere militaire inspanning. Het voorstel om te komen tot een Euro-Atlantisch Verbond zou best uitgaan van de Verenigde Staten van Amerikaan, omdat vaak Europese pogingen om een Europese veiligheids- en defensiebeleid uit te werken in Amerika worden beschouwd als een uiting van anti-Amerikanisme. Maar de Amerikaanse regering kan dergelijk initiatief maar nemen als de garantie wordt gegeven dat een doelmatig Europees defensiebeleid niet wordt losgekoppeld van de NAVO. Onlangs ontmoette ik de nieuwe Amerikaanse ambassadeur bij de Europese Unie, dhr Rockwell Schnabel, een voormalig staatssecretaris voor buitenlandse handel. Hij is een man met grote ervaring en zonder enige vooringenomenheid, die een belangrijke rol kan spelen in het effenen van nieuwe wegen van samenwerking. Belgische voorstellen zijn zeker welkom. Die moeten uitgaan van de vaststelling dat de militaire en politieke overmacht van de VS immers ook voor een deel het spiegelbeeld is van de militaire onmacht en de politieke verdeeldheid van de Europese Unie.
7/ Een versterkt partnerschap met de VS zou aan geloofwaardigheid winnen wanneer begeesterende lange-termijndoelstellingen zouden worden geponeerd. De Europese Unie vandaag is de belichaming van een verwezenlijkte 'grand dessin', nadat meer dan 50 jaren geleden het Schumanplan werd gelanceerd en 25 jaren terug werd gestart met de opbouw van een Monetaire Unie.
8/ Een partnerschap met de VS moet niet alleen politiek en militair worden bekeken maar ook en misschien vooral economisch.
Waarom kan België niet voorstellen dat de samenwerking tussen Amerika en Europa uiteindelijk zou moeten leiden, langs wegen van geleidelijkheid, tot het ontstaan van een grote Atlantische vrijhandelszone? De obstakels mogen niet worden onderschat, meer bepaald op het vlak van het landbouwbeleid. Maar akkoorden tussen Europa en de VS, onder meer over het liberaliseren van de respectieve landbouwmarkten, zouden ook de relaties met de Derde Wereld in een totaal nieuw daglicht plaatsen. Het spreekt vanzelf dat de uitbouw van een grote vrijhandelszone tussen beide oevers van de Atlantische Oceaan ook de oprichting vereist van een aantal instellingen die moeten waken over de spelregels. De Europese Unie heeft evenwel op dit vlak grote ervaring verworven tijdens de voorbije 50 jaren.
9/ En tenslotte dient een vrijhandelszone tussen Amerika en Europa uit te monden in een steeds meer intens wordende monetaire samenwerking, waarbij geleidelijk aan grote wisselkoersschommelingen en –verschillen tussen de euro en de dollar zouden worden weggewerkt, door een beleid van interventie op de wisselmarkten door de centrale banken. In het verleden, meer bepaald in de periode 1985-88, zijn een paar experimenten in die zin uitgeprobeerd met de zogenaamde akkoorden van Plaza en het Louvre. Nieuwe pogingen kunnen worden ondernomen die, zoals in Europa, kunnen leiden tot het uitwerken van een monetaire slang, vervolgens een monetaire tunnel, een Atlantisch monetair systeem (AMS) en uiteindelijk een monetaire unie tussen de VS en Europa. De eindfase zou dan uiteraard betekenen dat tussen de euro en de dollar vaste pariteiten zouden worden ingevoerd en eventueel beide munten zouden worden versmolten tot een enige euro-dollarmunt.
Vandaag lijkt dit allemaal wishfull thinking. Maar dat was het ook in de beginperiode van de Europese integratie. Toen speelde België een sleutelrol dankzij de verstandige verbeeldingskracht, de handigheid, de omzichtigheid maar ook soms de gedurfde toekomstgerichtheid van zijn voorstellen. Of de nieuwe regering hiertoe zal in staat zijn is een wijd gapende, open vraag. De hoop is alvast groter dan het geloof.