Mark Eyskens - Academische activiteiten - KULeuven

Onze Alma mater,
geestelijke voedstermoeder.
Met eerbiedige genegenheid noemen wij de Katholieke Universiteit te Leuven 'onze alma mater' niet steeds beseffend dat het woord 'alma' dezelfde stam heeft als de woorden alimentatie en aalmoes en derhalve verwijst naar moederlijke voeding en barmhartige gift. Sedert haar ontstaan in de 13de eeuw is de universiteit de teeltbodem en proefbank geweest van de toen embryonaire kennismaatschappij, een instelling zonder geestelijke grenzen, die weten en denken heeft verheven tot de hefbomen van menselijke vooruitgang. Voor elke universiteit, die naam waardig, is vrij denken mooi. Juist denken is nog mooier, in de wetenschap dat de vooruitgang van de menselijke kennis erin bestaat de kennis van het verleden tot dwaling te verheffen.

Mijn eigen herinneringen aan de universiteit gaan terug tot mijn collegejaren. Tijdens de oorlog zag ik mijn vader zijn cursus, nog archaïsch 'staathuishoudkunde' genoemd, handgeschreven voorbereiden op de tafel in de woonkamer, het enige vertrek dat kon verwarmd worden. Ik herinner mij hoe na de bombardementen op de stad Leuven in 1944 niet alleen het stadhuis en de Sint-Pieterskerk maar ook de universiteitshallen en alle historische colleges van de Naamse straat de trieste aanblik boden van puinhopen, waarin heel wat mensen waren omgekomen. Na de oorlog kwam de toenmalige rector magnificus van de universiteit, Monseigneur H. Van Wayenbergh in de maand juli, in het Sint Pieterscollege, tijdens de plechtige proclamatie van de eindejaarsuitslagen, een kartonnen lauwerenkrans plaatsen op het hoofd van de primus van elke klas, die naar huis mocht met een stapel prijsboeken. Mijn eigen studentenleven aan de universiteit, in de jaren 50, was een grote intellectuele en inter-menselijke ontdekkingstocht, waarvan ik als een diepzeezwemmer heb genoten.. De meeste colleges werden door de professoren gedoceerd zonder beschikbare syllabi of cursusteksten en dienden met de pen opgekrast. Alle examens waren mondeling, meestal af te leggen in de maand juli, in een of twee dagen. Een intestinale ongesteldheid op die momenten had catastrofale gevolgen voor de examinandus. Tijdens het jaar was er echter voldoende tijd om zich mateloos in het studentenleven te storten, lid te worden van allerlei verenigingen en studentenkringen, mee te werken aan het tijdschrift 'Ons Leven' en studentenpolitiek de bedrijven in de schoot van faculteitskringen en Vlaamse organisaties. De opbouw van het materieel en menselijk vernietigde Europa was voor de meeste studenten toen een zeer groot ideaal. De wereld rondom ons was nog geen dorp maar integendeel zeer omvangrijk, Amerika en de andere continenten waren heel ver verwijderd en reizen werd nauwelijks gedaan, tenzij met de fiets naar de 'zoete waters' of naar Scherpenheuvel en een enkele keer naar Parijs. In het laatste jaar van mijn rechtenstudies mocht ik naar Berlijn voor een kort maar huiveringwekkend bezoek aan de verwoeste en door de Koude Oorlog andermaal geteisterde voormalige Duitse hoofdstad.

Geen ogenblik twijfelden wij eraan dat wij, eens in het bezit van ons einddiploma, een beloftevolle baan zouden gaan uitoefenen in de maatschappij. Persoonlijk had ik het voorrecht na mijn doctoraat in de economische wetenschappen benoemd te worden tot docent, tot gewoon en nadien, omwille van politieke perikelen, tot buitengewoon hoogleraar aan de K.U.L. Weldra ontdekte ik een werkkring die ik gedurende mijn professoraatjaren en nog steeds buitengewoon lief heb gehad omwille van de grote intellectuele vrijheid die er heerst, de kritische geest, de ongedwongen collegiale omgang, de buitenlandse contacten en het aandachtig waarnemen van en dialogeren met opeenvolgende studentengeneraties. In mijn academische loopbaan had ik het geluk wellicht aan 30.000 studenten college te mogen geven.
Banaal is de vaststelling dat de Katholieke Universiteit te Leuven, in al haar aspecten en uitingen, adembenemend is veranderd. Ik herinner mij nog hoe wij, als student, een dag vrij af hebben gekregen omdat de tienduizendste student was ingeschreven, Vlamingen en Franstaligen samen. Vandaag de dag bedraagt het aantal studenten aan de K.U. Leuven en in Louvain-la-Neuve, opgeteld, meer dan 45 000 jonge mannen en vrouwen, wat de maat aangeeft van de enorme democratisering die zich inmiddels heeft voorgedaan. Mei 68 was een intens chaotische tijd, vol ontroerende wereldvreemdheid, waar de participatiegedachte is gegroeid en het linkse denken voor een deel groen is gaan kleuren. Alvast is toen gebleken dat in een maatschappij, die veel te verliezen heeft, contestatie een vorm van intellectuele brandstichting is, die meestal wordt gepleegd met vochtige lucifers. De verandering is de enige constante van de geschiedenis, ook van de geschiedenis van de universiteit. Een tiental jaren geleden werd door de faculteit economische en toegepaste economische wetenschappen een eredoctoraat verleend aan een Amerikaans professor waarvan ik de naam vergeten ben , maar niet de gevleugelde woorden die hij toen, bij wijze van dankzegging uitspraak: 'I remember the time when the air was clean and sex was dirty. To day it is the reverse'.

Op de arbeidsmarkt is de toestand voor veel afgestudeerden onzeker geworden. De internationalisering vergroot de kansen van de meest begaafden en de best geschoolden en verheftigt de concurrentie. Levenslange bijscholing is levensnoodzakelijk geworden. Het exact wetenschappelijk onderzoek is niet langer het glorievolle monopolie van universiteiten, maar verplaatst zich steeds meer naar de grote laboratoria van multinationale ondernemingen. De informatie-en communicatie-revolutie delokaliseert en deterritorialiseert de universiteit. De universiteit wordt een plaats van nergens en overal, dus, in de letterlijke betekenis, een Utopia. Studie-curricula worden geëuropeaniseerd, met een sterke inbreng van de Angelsaksische opvatting van 'the idea of a university'. De virtuele universiteit is in aantocht; wettelijke en academische diploma's zullen zwichten voor persoonlijk samengestelde studiepakketten die dank zij het wereldwijde aanbod door elke student zullen kunnen worden samen gesprokkeld. Taalbarrières worden opgeheven dankzij systemen van computergestuurde simultaanvertaling. Maar ook de universiteit ervaart dat de kennismaatschappij ook veel onwetendheid produceert en dat het vooral onze onwetendheid is die encyclopedisch is geworden. We lijden allemaal onder de wet van de afnemende relatieve kennis, want het kenbare neemt veel sneller toen dan het gekende.

De universiteit moet meer dan ooit worden ingebed in de maatschappij en haar mensen, die zij verondersteld is te vormen en dus te dienen. Deze maatschappij is steeds meer multidimensioneel, multinationaal en multicultureel. De universiteit kan zich niet langer beperken tot de wetenschappelijke verklaring van het 'hoe' van dingen en mensen. Ook zij wordt geconfronteerd met existentiële en fundamentele zinsvragen, die te maken hebben met het 'waarom' van menselijke daden, menselijk streven en verlangen. De grote hamvraag voor de maatschappij van morgen luidt hoe de wervelwind van veranderingen kan worden omgezet, zonodig omgebogen tot echte menselijke vooruitgang. De universiteit kan deze vraagstelling, die meta-wetenschappelijk is, niet zomaar naast zich neerleggen. Of een afdoend antwoord op deze vraagstelling mogelijk is, is zelf voorwerp van reflectie. Maar alvast moet de morele moed worden opgebracht om deze vraag te stellen. Elementen van antwoord kunnen enkel worden aangereikt dankzij het boetseren van een mensbeeld, dat enerzijds groeit uit het steeds nieuwere wereldbeeld maar anderzijds moet blijven verwijzen naar onze ideale opvatting van het mens-zijn. Meer mens worden om meer mens te zijn is een opgave die een christelijk geïnspireerde universiteit op het eerste gezicht niet totaal onvoorbereid aanspreekt. Zo blijft de Alma Mater een bron en tekent zij de horizon.
</div>